Beginnen met het essay ‘De glottis als afgrond, over het hiaat in Paul Celans lyriek’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Motto; ‘Erst wer eines Ganzen machtig ist, weiss um Zäsuren.’ T.W. Adorno
1
‘Er bestaat zoiets als de Celan-ervaring. Die komt erop neer dat de meest uiteenlopende culturele verwijzingen plots in een krachtige, betoverende eclips samenkomen en een droomachtig, somber visioen oproepen. Dat alles in meestal korte, moeilijk toegankelijke gedichten, cryptische regels, op de vierkante centimeter uitgelokte woordcatastrofes met een nochtans onweerstaanbare aantrekkingskracht. De betekenissen lijken te worden samengedrukt om hun dramatiek en wrede schoonheid te verhogen, zodat de regels luider schreeuwen naarmate ze verstikken in hun treurende verwijzingen. Jaques Derrida, die vanuit zijn verwantschap met Celans problematiek (beiden waren van joodse afkomst) een indringend essay over diens poezie schreef, noemt dit hele oeuvre een ‘sjibbolet’ of sleutelwoord. Dat wil onder meer zeggen dat het onderdeel is van een rituele taal. In Celans geval gaat het om een haast religieuze taalfilosofie die versleuteld wordt meegedeeld.In het gedicht ‘Sjibbolet’ schrijft Celan: ‘Met al mijn stenen,/de groot geweende,/achter de hekken’. Dit versteende ritueel van het ‘wenen achter de hekken’ vormt de eigenlijke sleutel tot zijn werk. Het vat het leven samen van een man die getekend werd door de jodenvervolging. In hun geheel vormen zijn gedichten de lettercode die toegang moet verlenen tot een labyrint; elk woord is een wachtwoord dat ons al dan niet zal toelaten in die afgesloten ruimte (achter de hekken), waarin een grote tragedie verborgen zit (het wenen).’ (Bladzijde 51-52) Dit is fragment 1. Wordt vervolgd.