Weer verder met het essay ‘Een wak in het spreken’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Ongetwijfeld die samenhang tussen de dingen waarmee de ‘eenvoudige mensen’ , die hij zo benijdt, hun leven hebben voorzien van een structuur die hen afschermt van het al te betekenisloze van hun bestaan – het is hun eenvoudige taal die hun de wereld heeft leren benoemen en zichzelf en elkaar geruststellen. Bij hen vergeleken is de dichter-ziener een profetische blinde, die in de wereld van de bijzienden is verdwaald. Daarom is hij verwant aan Teiresias, die juist als blinde het lot van Oedipus kan voorspellen omdat hij zich niet hoeft in te laten met de beuzelarijen van de alledaagse verschijning. Lenz ziet die wereld en zijn efemere verschijningen natuurlijk wel, alleen spreken ze hem over vormen en gestalten die hij niet langer in woorden kan vatten. De vraag van de psycholoog – namelijk wat de schizofreen heeft misgelopen – gaat uit van de samenhang die de burgerlijke wereld aan de dingen oplegt. Maar Lenz zet die redenering op haar kop: hij is de helderziende en wij lijken hem niet langer te verstaan.
De vraag wat Lenz dan wel heeft gezien wat wij niet kunnen zien (een vraag voor de filosofie en de poëzie), duidt er eerder op dat hij onder een teveel lijdt, en niet onder een tekort. Het gaat om een vorm van exces, iets wat de woorden in hem hebben gebroken, dat ondraaglijke ’teveel’ waardoor hij in de stilte viel als in een kloof. De natuur rondom hem is niets meer dan een spiegel voor al dat onzegbare. Hij ontdekt dat de geest van de mens eigenlijk weinig met de wereld daarbuiten te maken heeft, dat de mens alleen staat in een betekenisloze wereld. Een wereld die hem nochtans bestookt met beelden die hem niet onverschillig kunnen laten. Beelden die iets lijken te zeggen over het lot van mensen in het algemeen. Een onmogelijk verband, alsof het de wereld is die de geest nabootst, dat ziet hij, en het maakt hem terecht bang; want wat is de wereld dan nog behalve een drogbeeld?’ (Bladzijde 23-24) Dit is fragment 14. Wordt vervolgd.