Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘’Voor alles te laat’ – voorbij de gebeurtenissen ontstaat het beeld. Misschien is de tekst waaraan ik werk alleen maar een tableau van voorbije verschrikking. Tableau mourant.
Een oplettende lezer maakt me opmerkzaam op het feit dat ik in een krantenstukje naar aanleiding van de Antigone van Henry Bauchau sprak over de afbeelding op het omslag van dat boek, namelijk een beeld van Odilon Redon, dat ‘Femme violee’ zou heten. Ik interpreteerde dit als een veeg teken: Bauchau ziet Antigone te veel als een slachtoffer, zelf wil ik haar helemaal niet opvoeren als een door de mannenwet verkrachte vrouw, het gaat me om haar onverzettelijkheid, enzovoort. De behulpzame lezer maakt me erop attent dat het betreffende werk van Redon echter ‘Femme violee’ heet – gewoon een gesluierde vrouw dus, helemaal niet verkracht. Ik sla het boek weer open en zie het meteen. Hoe is dit gebeurd? In mijn ijver om Antigone te vrijwaren voor de slachtofferrol, slachtofferde ik haar dus zelf. Mijn verkeerde lezing, waarbij gewoon twee letters over elkaar heen zijn gesprongen, zegt alles over mijn eigen houding… juist in deze blinde vlek, in deze ‘onleesbare letter’, is mijn lot als schrijver gelegen. Lacan volgens het boekje, maar het is me gewoon overkomen… De verkrachte waarheid ligt dus bij mijzelf; ik heb niet eens gezien dat de vale strepen voor het gelaat van deze vrouw, die in principe niets met Antigone te maken heeft, daadwerkelijk en realistisch een sluier vormen. Hoe had ik de strepen over haar gezicht dan geïnterpreteerd, nadat ik die twee letters over elkaar had laten springen? Waarom ben ik door toedoen van twee onschuldig ogende letters over de realistische afbeelding heen gestapt en in een symbolische en pathetische valkuil getuimeld? Ik heb, en dat is tekenend, de sluier als een vormloos signaal gezien, als abstracte vegen op een doek, een gestueel element waarmee de schilder het beeld weer uitvlakte om een eenduidig zicht op deze verkrachte vrouw te ‘versluieren’…’ (bladzijde 129-130) Dit is fragment 28. Wordt vervolgd.