Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Wat hen bindt is de schande van de ouderlijke liefde. Niemand is meer broer en zus dan deze vier kinderen, wier vader ook hun halfbroer is. Antigone’s liefde voor Polyneikes komt daardoor zelf dicht in de buurt van incestueuze liefde; ze stelt die trouwens boven haar liefde voor haar werkelijke verloofde, Haemon. Deze liefde uit zich als de radicale trouw aan de oude rituelen en het mededogen voor het onbedekte lijk; maar het heeft haar in zijn greep zonder dat het onder woorden kan worden gebracht – ‘het’ spreekt, niet door de mond, maar door het lichaam. De doem van de vader en de moeder stuwt haar vooruit, naar de dood. Haar verlangen naar de dood kan begrepen worden als het verlangen om naast haar broer te liggen. Daarom kan Bauchau zeggen dat Antigone het lot van haar vader voortzet. Dat wil dus niet alleen zeggen dat ze als een ‘catharsis’ (zuivere) het ‘deinon’ op zich neemt, maar ook dat ze de liefde niet kan definiëren volgens de normen van de Griekse wet, de nomos. Ze dwaalt letterlijk als een verlorene langs de grens van het verbodene. Ze komt zeer dicht bij de grens van het taboe; als kind van een incestueuze relatie koestert ze de absolute broederliefde zo provocerend en scherp, dat ze nog desastreuzer wordt dan bij ‘gewone’ incest. Ze laat de hele ordening van de Griekse wet in elkaar storten, door tegenover de Wet het Recht op te eisen. Zo zaagt Antigone de laatste pijler van het huis van Labdakos door. Met haar zuiverheid stort het hele huis definitief in elkaar en krijgt eeuwigheidswaarde door haar puriteinse doem – een vreselijke paradox.
Ik wil nog terugkomen op Bauchaus bewering dat Antigone, indien ze moeder ware geweest, zou zijn gezwicht voor Kreons verbod. Dat lijkt me ook binnen het dramatische gegeven van het stuk een absurde veronderstelling. Ten eerste kon deze vrouw nooit moeder worden – het zou haar gelijk gemaakt hebben aan de minnaars van haar vader/halfbroer.’ (Bladzijde 147-148) Dit is fragment 45. Wordt vervolgd.