Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Holderlins vertaling is veel radicaler, maar ook erg vreemd:’Jij lijkt een rood woord in te kleuren.’ Hij zinspeelt op de invoering van een vreselijk woord; er staat namelijk niet alleen: ‘Jij schijnt een woord rood te willen inkleuren’, maar ook zoiets als: ‘Jij lijkt een woord dat al rood is, te willen inkleuren’ , dus in de logos binnenbrengen. George Steiner geeft in zijn onvolprezen boek ‘Antigone’ de volgende verklaring voor dit al vaak becommentarieerde ‘vertaalschandaal’ waarom Schiller ‘luid lachte’ : de ziener in Troje heette Kalchas. Maar ‘kalche’ is een ‘oude, obscure term die waarschijnlijk verwees naar de purperslak, waaruit een donkerrode, paarse kleur werd getrokken’. Het is het bewijs dat Holderlin goed wist wat hij deed – hij haalde de duistere, etymologische krachten uit de tragedie naar boven; het archaïsche waarover Nietzsche het zou hebben.
Holderlin stond in zijn tijd alleen met zijn visie. Zijn tijd was aan Goethes Faust, aan Hegels Verlichting een Schillers humanisme gewijd. (‘De belangrijkste vijand was Goethe,’ merkt Lacoue-Labarthe in Metaphrasis op; en de Schiller van ‘Over het tragische’.) Holderlin voorspelde met deze vertaling Nietzsches ‘Geburt der Tragodie’. Hij legde de basis voor Heideggers fundamentele ontologie door te gewagen van een cesuur in de tragische handeling. Zo ging Antigone weer lijken op wat de Griekse beelden ooit moeten zijn geweest, merkt Steiner nog op – helemaal niet zo wit en edel als Winckelmann had gedacht, maar beschilderd in schreeuwerige, bijna barbaarse kleuren. Afgewassen door de tijd. Roodgeverfd hout, Antigone, wat komt er in hemelsnaam uit je mond? Wat kots je, goddelijk monster in de gestalte van een jonge vrouw? Zo zijn de tragedies – letterlijk en daarom ondraaglijk. Ik zal de woorden van Antigone rood moeten kleuren, tot alles donker gloeit en ten hemel schreit.’ (Bladzijde 168) Dit is fragment 66) Wordt vervolgd.