Weer verder met het essay ‘Wateren van de geest’ van Roberto Calasso uit de bundel ‘De literatuur en de goden’.
‘Het is de eerste tekst waarin Europa als geografische entiteit wordt genoemd, al wordt hier alleen het centrale en noordelijke deel van Griekenland bedoeld. Apollo ontmoette eerst de nimf Telfusa en later de vrouwelijke draak Python. Beiden beschermden een ‘bron met zuiver water’, zoals wordt gezegd door de hymne, waarin tweemaal dezelfde formulering is gebruikt. Bij het aankondigen van zijn voornemen richtte Apollo zich tot beiden met dezelfde woorden, omdat ze twee gezichten waren van dezelfde macht, die zich de ene keer toonde in de gedaante van een betoverend meisje en de andere keer als een reusachtige, opgerolde slang. Ooit zouden beide gestalten samenvloeien tot Melusine, maar voorlopig waren ze alleen verbonden door het opborrelende water dat ze behoedden. Machtig, wetend water. Apollo was de eerste die zich dat weten, dat hem niet toebehoorde, toe-eigende en gebruikte: een vloeibaar, beweeglijk weten, waaraan de god zijn metrum zal opleggen. In het vervolg liet hij zich ook wel Apollo Telfusius noemen.
Nymphe betekent ‘huwbaar meisje’ en ‘bron’. Twee betekenissen die elkaar insluiten. Een nimf naderen betekent gegrepen worden, bezeten raken, wegzinken in een zacht, beweeglijk element, dat zowel verrukkelijk als funest kan blijken. Vol trots licht Socrates in de Phaedrus dat hij nympholeptos is, ‘in de ban van de nimfen’. Maar Hylas, Heracles’ geliefde, werd voorgoed verzwolgen door een poel die door nimfen werd bewoond. De arm die de nimf om hem heensloeg om hem te kussen was ook de arm die hem ‘in het hart van de draaikolk omlaagtrok’. Niets is angstaanjagender en niets is kostelijker dan het weten dat afkomstig is van de nimfen. Maar wat betekenen hun wateren? Pas tijdens de nadagen van het heidendom wordt ons iets ingefluisterd, als Porphyrius in zijn ‘De intro nympharum’ een hymne aan Apollo aanhaalt waarin sprake is van noeroon hudatoon, de ‘wetende wateren’ die de nimfen Apollo ten geschenke aanboden. Eenmaal overmeesterd, boden de nimfen zichzelf aan.’ (Bladzijde 28-29) Dit is fragment 4. Wordt vervolgd.