Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 10
‘Hyperion vertelt in zijn brieven aan Bellarmin dus de geschiedenis van zijn
pogingen de ‘eenheid, het zijn’ weer
te bereiken.
In het ‘Thalia’ – fragment waren het (we hebben het al gezien) drie
ervaringswerelden waarin Hyperion de extati-
sche zijnsverbondenheid zoekt en tijdelijk vindt: de pantheïstische versmelting
met de natuur, de onderdompeling
in de wereld van de klassieken, en de liefde. Die drie afdelingen blijven in de
definitieve romanversie behouden. Met
de figuur van Alabanda wordt er de politieke vrijheidsstrijd aan toegevoegd,
waarbij het juist ook om de laatste vragen
betreffende de opheffing van de levensdissonanten gaat.
De thematiek van de liefde wordt nu rijker behandeld, mede dankzij de
ervaringen met Susette, wier ideaalbeeld Dio-
tima is. Hölderlin schreef voor haar in het eerste deel een opdracht: ‘zo
vinden edele naturen niet zichzelf, maar versprei-
de sporen van hun voortreffelijkheid in de veelsoortige gestalten een het spel
van de kunstenaar’ (MA III, 316). Bij het ver-
schijnen van het tweede deel noteert hij in het concept van een brief: ‘Hier
onze Hyperion, mijn lief! Enige vreugde zal de-
ze vrucht van onze zalige dagen je toch wel verschaffen […] Liefste! Alles wat
over haar en ons, over het leven van ons
leven hier en daar gezegd is, neem het aan als dank, die vaker des te meer
waarheid bevat naarmate hij onhandiger is
uitgedrukt’ (MA II, 833).’
(Bladzijde 142-143) Morgen verder met dit hoofdstuk 10.