met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ”Ik denk dat Cézanne zijn hele leven naar de diepte heeft gezocht’, zegt Giacometti, en Robert Delaunay zegt: ‘De diepte is de nieuwe inspiratie.’ Vier eeuwen na de ‘oplossingen’ van de renaissance en drie eeuwen na Descartes is de diepte nog altijd nieuw,en ze eist dat men haar zoekt,niet slechts ‘één keer in zijn leven’, maar een leven lang. Het kan niet om de probleemloze afstand gaan die ik vanuit een vliegtuig tussen deze dichtbij bevindende bomen en die in de verte zou zien. Net zomin gaat het om het wegstoppen van de dingen achter elkaar dat mij op levendige wijze een perspectieftekening voorhoudt. Beide zienswijzen zijn zeer expliciet en stellen niets ter discussie. Wat raadselachtig is,is hun verbintenis,wat tussen ze in ligt – dat ik de dingen elk op hun plaats zie juist omdat ze elkaar overlappen,en dat ze met elkaar voor mijn blik wedijveren juist omdat ze zich elk op hun plek bevinden. Het is hun uitwendigheid die in hun verwikkeling wordt gekend en hun wederzijdse afhankelijkheid in hun zelfstandigheid. Van een zo begrepen diepte kan niet langer worden gezegd dat ze een ‘derde dimensie’ is. Als ze al een dimensie is,dan eerder de eerste:er zijn alleen vormen en bepaalde vlakken voor zover men vastlegt op welke afstand van mij zich hun verschillende delen bevinden.'(bladzijde 46-47 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. Nu verder met Cantos 13 van Ezra Pound. ‘En Tsjeng-sie wilde weten/ wie er juist had geantwoord./ En Kung zei, ‘Ze hebben allen juist geantwoord,/ Dat wil zeggen,ieder volgens zijn natuur.’/ En Kung hief zijn rotting naar Yuan Jang/ (hoewel deze ouder was)/ Omdat Yuang Jang in de wegberm gehurkt zat en deed/ alsof hij de wijsheid vergaarde./ En Kung zei/ ‘Jij oude dwaas,stop ermee/ En sta op;doe iets nuttigs.’/ En Kung zei/ ‘Eerbiedig de vermogens van een kind/ Vanaf het moment waarop het zuivere lucht inademt,/ Maar een vijftiger die nog niets weet/ Verdient geen achting.’/ En:’Wanneer de vorst alle wijzen en kunstenaars/ Om zich heen heeft verzameld,worden zijn schatten pas productief.’/ En Kung zei en schreef op bodhi-bladeren:/ ‘Als een man niet over orde in zichzelf beschikt/ Kan hij geen orde om zich heen scheppen;/ En als een man geen innerlijke orde heeft/ Zal zijn gezin zich niet passend gedragen;/ En als het de vorst aan innerlijke orde ontbreekt/ Kan hij zijn land niet besturen.’/ En Kung gaf de woorden ‘orde’/ En ‘broederlijke eerbied’,/ Maar zei niets over << leven na de dood. >>/ Echter,/ ‘Iedereen kan tot onmatigheid vervallen,/ Het is gemakkelijk zijn doel voorbij te schieten./ Moeilijk om standvastig in het midden te staan.’/ En ze zeiden: ‘Moet zijn vader hem verbergen en beschermen’/ (bladzijde 63 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ vertaald en verzorgd door H.C. ten Berge) Wordt vervolgd.