met ‘De ervaring van intertekstualiteit’ ondertitel ‘De intensiteit van wat ‘raakt’:de simultane werking van tekst en intertekst in Tonnus Oosterhoff’ geschreven door Frans-Willem Korsten. ‘Al deze vragen stel ik in het kader van mijn belangrijkste vraag: Hoe kan dit werk zowel individueel als collectief ‘raken’,in verschillende gradaties van intensiteit? ‘Wat moet ik er van zeggen?’ werd gemaakt naar aanleiding van het thema van de Boekenweek in 2008,’ouderdom’. Voluit luidde de titel van dat thema:’Van oude menschen, de derde leeftijd en de letteren’. Oosterhoffs werk werd,in reactie daarop,eerst gepubliceerd op de website van de Volkskrant,in het online beeldplatform ‘Oog'(maandag 3 maart 2008). Het werk is deels een readymade,die hierin bestaat dat het werk simpelweg de opname reproduceert van wat een honderdjarige stamelend heeft gezegd in een radiodocumentaire. Toch is het werk meer dan een readymade en als zodanig een klassiek voorbeeld van re-mediatie. Het medium radio wordt vertaald naar een werk dat andere media gebruikt:geschreven taal en tekeningen. Kenmerkend voor het medium radio is dat we de stem volgen die het medium centraal stelt en die,of we dat willen of niet,in ons meetrilt.In Oosterhoffs werk wordt dit kenmerk herbewerkt.Het gedicht ligt niet vast maar beweegt,waardoor het analoog is aan orale tekst. De stem die we horen en in ons meetrilt,krijgt een verbeelding in de schetsen. Intertekstueel gezien is het werk niet direct een ‘pareltje van Nederlandse dichtkunst’. Voornaamste onderwerpen in de gestamelde tekst zijn de persoonlijke ongemakken en de dagvulling van Theo.'(bladzijde 317) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van J.L. Borges uit ‘Het Geheimschrift’. ‘EEN DROOM/// Op een verlaten plaats in Iran staat een niet zo hoge stenen/ toren,zonder deur of raam. In de enige kamer (met een/ vloer van aarde en in de vorm van een cirkel) staan een hou-/ ten tafel en een bank. In die cirkelvormige cel,schrijft een/ man die op mij lijkt een lang gedicht in tekens die ik niet/ begrijp over een man die in en andere cirkelvormige cel/ een gedicht schrijft over een man die in een andere cirkel-/ vormige cel…Het proces gaat eindeloos door en niemand/ kan lezen wat de gevangenen schrijven.’ (bladzijde 83) Wordt vervolgd.