een gedicht van J.L. Borges uit de bundel ‘De Gezworenen’. ‘1982/// Op de plank,achter de rij boeken,heeft zich een hoop stof/ gevormd, Mijn ogen zien het niet. Voor mijn gevoel is het een/ spinnenweb./ Het is een minuscuul deel van het weefsel dat wij de univer-/ sele geschiedenis of het kosmische proces noemen. Het is een/ deel van het weefsel dat sterren,agonieën,volksverhuizingen,/ zeereizen,manen,glimwormen,nachtwaken,speelkaarten,/ aambeelden,Carthago en Shakespeare omvat./ Deel van het weefsel is ook deze pagina,die geen gedicht is/ geworden,en de droom die jij in de ochtend hebt gedroomd/ en die jij nu bent vergeten./ Heeft het weefsel een zin? Schopenhauer achtte het even/ onzinnig als de gezichten of de leeuwen die wij in de vormen/ van wolken zien. Heeft het weefsel een doel? Dat doel kan niet/ ethisch zijn,want de ethiek is een begoocheling van de mensen,/ niet van de ondoorgrondelijke goden./ Wellicht is de hoop stof niet minder nuttig voor het weefsel/ dan de schepen die een imperium vervoeren of de geur van de/ nardus.’ (bladzijde 107) Wordt vervolgd. Binnenkort ook weer het essay van Stefan Hertmans over J.L. Borges ‘Zielsverhuizing’.