met het essay van Murat Aydemir ‘Zelfreflectie volgens Bacon & Lacan’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘De verhouding tussen het symbolische en imaginaire Nu is de verhouding tussen het imaginaire en het symbolische bij Lacan wel gecompliceerd. Ontwikkelingspsychologie en het structuralisme lopen in zijn werk door elkaar heen. De eerste is diachroon en herleidt fenomenen tot de opeenvolgende fases of stadia die het individu doorloopt gedurende zijn of haar jeugd. Het structuralisme is echter synchroon en verklaart fenomenen juist op basis van maatgevende relaties in een systeem. Tijdslijn en systeem zijn niet altijd makkelijk met elkaar te verenigen. In de tijd gaat het imaginaire vooraf aan het symbolische;het spiegelstadium vindt immers eerder plaats dan het oedipuscomplex. Maar tegelijkertijd benadrukt Lacan dat imaginaire vormen alleen betekenisvol zijn wanneer ze symbolisch ‘gewicht’ en ‘richting’ krijgen (Lacan 2006:ll;464). Structureel gezien is het symbolische zonder meer primair. Niettemin blijft het imaginaire voortbestaan in de vorm van een doel dat nooit wordt bereikt. Het volwassen subject verhoudt zich ‘asymptotisch’,beweert Lacan,tot de uiterlijke schijn van heelheid en stabiliteit die de spiegel ooit beloofde. We streven ernaar zonder het ooit te kunnen belichamen,en juist dat voortdurende proberen (en falen) maakt ons mede tot wie we zijn. Dat wil dus zeggen dat het imaginaire tegelijkertijd primair en secundair is:primair,in het kader van de ontwikkeling van het individu;secundair,in relatie tot de dominantie van het symbolische. Het gevolg is dat de zo belangwekkende symbolische geslachtsidentiteit eveneens zowel oorspronkelijk is als bijkomend:oorspronkelijk in de zin dat geslachtsdistinctie het eigenlijke bestaan van het individu in de taal inluidt,van iemand die naar zichzelf kan verwijzen als ‘ík’;bijkomend,omdat die verlate vorm van identiteit berust op een eerdere en geslachtsloze vorm van persoonlijkheid. De veelgehoorde bewering dat sekse bij Lacan primair en maatgevend zou zijn,verdient dus nuance. Juist omdat het gedetermineerd,gelaagd en tegenstrijdig is,staat geslacht centraal. Het komt eerst,en altijd te laat. De lacaniaanse ‘wet’ van geslachtsidentiteit is geen natuurwet,maar een menselijke wet,dat wil zeggen,een conventie. De symbolische en imaginaire aspecten van wie we zijn,zitten daarmee gevangen in een dialectiek waarin ze elkaar zowel bevestigen als ondergraven.'(bladzijde 156) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘Sjoera,Kolja en Fedja trapten samen de deur in en lachten hartelijk om hun geintje. Maar op dat moment kwam de wiskundige in eigen persoon eraan en deze gaf hen ervan langs met zijn riem. Dat was me een geschreeuw en een kabaal! Uit Wenen arriveerde Maria Abtamovna en ze begon enorm te foeteren toen ze hoorde hoe de jongelui zich tijdens haar afwezigheid hadden gedragen. Maar dat is niet terecht,want jongelui willen altijd iemand dwarszitten en doen dingen heel snel. Terwijl als mensen ouder worden alle dingen langzamer gaan. Niet uit luiheid,maar simpelweg door de ouderdom. Hoewel het beter is als het uit luiheid is. Als een oud iemand iets begint te vertellen,duurt dat altijd heel lang en er komt geen einde aan het verhaal. Alleen door toeval kan een oud iemand ertoe gebracht worden zijn mond te houden. Er varen stoomschepen naar het Jelagin-eiland. [1933]'(bladzijde 51) Wordt vervolgd.