een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘laat mij van veraf turen naar deze wiegende kusten/en de door branding belopen sloepen///wat zijn toch grazen en beboteren fundamenten/van het zomersmaldeel dat de baaien bebibbert///de blootmariekes hebben hun huid welbesmeurd/met raamboter die het zicht bloeien laat///ten uiterste bespannen in hun volle vertoon/masten betuide schepen hun strek'(bladzijde 383) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.