Weer verder met het essay ‘Het zwijgen van de tragedie’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘het zwijgen van de tragedie’.
‘In die zin treft Shakespeare – en dit in tegenstelling tot Racine en Corneille, Steiner schrijft zeer treffende dingen over het verschil tussen de Franse en de Elizabethaanse tragedie – de kern van de verloren tragische wereld en schept hij de voorwaarden voor de moderne tragiek die, zoals Kierkegaard over Antigone schrijft, alleen in haar innerlijk woedt.
Dat alles wil echter niet zeggen dat de allesoverheersende ironie van onze tijd, waarin de tragedie een intiem deficit is geworden, heeft opgehouden een vorm van rouw te zijn. Het hedendaagse, zo soeverein en ironisch lijkende schrijvers-subject rouwt diep in zichzelf om het feit dat er geen plek meer is voor de algemene rouw. Maar het lijdt eraan in de vorm van een joke, een culturele verdringing. Het lacht groen om het feit dat Antigone de sterren kon vervloeken, terwijl het zelf alleen nog Star Wars kan vervloeken.
Het slaagt er niet in zichzelf te kennen, en moet in deze claustrofobische strijd bekennen dat het beter zou zijn indien de vijand buiten het ik zou bestaan, dat gaf tenminste zuurstof aan het conflict (een onmogelijke terugkeer waar elk populisme van droomt). Deze implosie van de scene heeft het externe koor doofstom gemaakt. Er is geen exterioriteit meer, geen plek buiten ons, om te rouwen over de tragedies van onze tijd. Hoe zou de moderne, ironische mens tragisch moeten rouwen, wanneer hij de Arabische klaagvrouwen alleen maar als hysterisch krijsende non-subjecten kan ervaren ‘die niet door de Verlichting zijn gegaan’?(bladzijde 287-288) Dit is fragment 30. Wordt vervolgd.