Weer verder met het essay ‘Het zwijgen van de tragedie ‘ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’. ‘Maar we weten dat dit onder ogen zien van de zinloze gruwel, die de lach in feite vertegenwoordigt, meestal als een vluchtweg functioneert; de lach om de scheet dient juist om uit de beerput te blijven, hij negeert datgene waarvan hij zegt het onder ogen te willen zien. De ironie van de situatie zou de toeschouwer redden, maar zijn redding brengt hem geen heil, want ze berooft hem van het inzicht in de tragedie van het verlangen. De ironie is altijd de nooduitgang uit het theater van het existentialisme, waardoor de mens enigszins laf en handig kan verdwijnen. Het probleem met de door Critchley voorgestelde scheet is echter ook iets anders.’ (Bladzijde 272-273) Dit is fragment 5. Wordt vervolgd.