Weer verder met ‘De mooiste van Friedrich Hölderlin’.
Verder met
‘Brood en wijn
voor
Heinse
(tweede versie)
1
Rondom rust de stad; stil wordt de verlichte straat
En de wagens, glanzend van fakkels, ruisen weg.
Vol van vreugde om de dag gaan de mensen naar huis om te rusten,
Weltevreden thuis berekent een helder hoofd
Winst en verlies; zonder druiven en bloemen, leeg,
Rust van handenarbeid de bedrijvige markt.
Maar snarenspel klinkt uit verre tuinen; misschien dat
Een verliefde daar speelt of een eenzame man
Die zijn verre vrienden gedenkt en de tijd van zijn jeugd; en
Aldoor klateren de fonteinen, fris, bij de geurige bloemen.
Rustig klinken door de schemer de luidende klokken
En, aan de uren herinnerend, roept de wacht het getal.
Plots komt een waaien en woelt in de toppen der struiken,
Kijk! En het evenbeeld van onze aarde, de maan,
Komt geheimzinnig op; de dromerige, de nacht komt,
Vol van sterren en nauwelijks bekommerd om ons,
Glanst de verbazende daar, zij, vreemde onder de mensen,
Boven de toppen der bergen, treurig en prachtig en hoog.
2
Wonderlijk is de gunst van die hoog verhevene en geen mens
Weet, wat ze aan iemand gebeuren laat en waar het vandaan komt.
Zo beweegt zij de aarde en de hoopvolle ziel van de mensen,
Zelfs de wijze begrijpt niet wat zij voorheeft, want zo
Wil het de opperste god, die u innig liefheeft, en daarom,
Is u, nog liever dan zij, de bedachtzame dag.’
(Bladzijde 91) Dit is gedicht 14. Nog vijf bladzijden.