Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’ vertaald
door Ad den Besten.
Verder met
‘Leef-tijden
Gij steden van d’ Euphraat!
gij straten van Palmyra!
gij zuilenwouden in de wijde woestijn!
wat zijt gij?
Uw kronen hebben,
omdat gij over de grenzen
der aad’menden heen gegaan zijt,
de hemelsen in rookwalm en
met vuur van u weggenomen;
nu echter zit ik onder wolken (die
een elk hun eigen rust bezitten) onder
met zorg geschikte eiken, op
de heide der reeën, en vreemd
verschijnen en gestorven mij
de geesten der zaligen.’
(Bladzijde 311) Dit is gedicht 68. Morgen verder met ‘De schuilhoek van
hardt’.