Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
‘Voorwoord
Hij zette zijn leven in om die poëtisch te scheppen. Maar daarvoor moest hij
zich van de filosofie bevrijden, die hem
aanvankelijk zo aangevuurd had. Als dichter steeg hij erboven uit. In zijn meest
geïnspireerde momenten kon hij
schrijven: ‘Maar wat blijft, dat schenken de dichters’.
De vriendschapsband met Hegel en Schelling zou verwateren. Maar Hölderlin bleef
niet alleen. Die buitengewoon mooie
jongeman was altijd omringd door mensen die zijn nabijheid zochten. Vrouwen
raakten verliefd op hem, en mannen ook. De
hoogtepunten waren zijn liefdesrelatie met Susette Gontard in Frankfurt en zijn
vriendschap met Isaac von Sinclair.
Susette en Hölderlin vonden elkaar, maar konden niet bij elkaar blijven. Een
tragisch verhaal, verheerlijkt in het beeld van Diotima
in ‘Hyperion’, de enige roman van Hölderlin. Sinclair, die ook in
‘Hyperion’ voorkomt, betrok Hölderlin, de enthousiaste republikein,
bij zijn revolutionaire intriges. Zo kwam ook Hölderlin in het vizier van de
opsporingsambtenaren van de staat. Dat heeft uiteindelijk
ongetwijfeld zijn geestelijke instorting bespoedigd.’
(Bladzijde 12) Morgen verder met dit voorwoord.