Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 6
‘Toen hij eindelijk weer diep verzonken was in zijn roman, schreef hij aan
Neuffer, dat hij nu ‘uit de regio van het
abstracte’ was teruggekeerd (MA II, 527) – alsof de filosofie hem aanvankelijk
had gehinderd -, wat Neuffer tot de
verbaasde opmerking bracht dat Hölderlin voor hem in elk geval poëtisch op zijn
best was ‘in de uren van filosofisch
priesterschap’ (MA II, 533).
Zoals gezegd, Hölderlin was aan zijn roman ‘Hyperion’ begonnen in de
nazomer van 1792. In die tijd schreef Mage-
nau aan Neuffer dat Hölderlin aan een roman werkte, waarin centraal stond ‘een
vrijheidslievende held en echte Griek,
vol krachtige principes’ (MA III, 577). Dat strookt niet helemaal met de latere
versies van de hoofdpersoon. Daar is Hy-
perion nu juist niet de robuuste held met krachtige principes, maar een gevoelige
geest, ondanks al zijn vrijheidsliefde,
heen en weer geslingerd tussen euforie en wanhoop, tobberig, bedachtzaam. Van het
eerste concept van de roman is
niets bewaard gebleven, misschien was Hyperion daarin inderdaad een figuur met
een robuust karakter, en misschien
had Hölderlin juist daarom die eerste probeersels opgegeven.’
(Bladzijde 82-83) Morgen verder met dit hoofdstuk 6.