Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 8
‘Tegenover Niethammer sprak hij het duidelijk uit: ‘De filosofie is een
tiran, en ik duld de dwang ervan meer dan dat
ik me er vrijwillig aan onderwerp’ (MA II, 614).
Als Hölderlin voor de filosofie gevlucht was, dan niet omdat hij zich erdoor
afgestoten voelde, maar omdat ze hem
niet losliet. Hij kon niet zo gemakkelijk afscheid nemen van de tegenstrijdige
ideeën die in zijn hoofd omgingen. Ze
gingen hem te veel aan. Hij kon er niet van aflaten, maar hij kon ook niet de
spanning aan die erdoor ontstond. ‘Er
verstrengelen zich vele lijnen in mijn hoofd en ik ben niet in staat ze te
ontwarren,’ schrijft hij in een brief aan Nietham-
mer, waarin hij zijn verwarrende toestand probeerde te beschrijven (MA II, 614).
Wat is daar in zijn hoofd zo verward geraakt dat hij het in Jena bij de
filosofen kennelijk niet meer uithield? Het zijn
filosofische problemen die door de kantiaanse ‘revolutie van het denken’
worden opgeworpen – en voor Hölderlin niet
alleen academisch, maar ook existentieel zijn.’
(Bladzijde 115) Morgen verder met dit hoofdstuk 8.