Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 8
‘Is bij de ‘nieuwe mythologie’ wellicht aan Hölderlins oude Griekse goden
gedacht? Waarschijnlijk niet. Het valt
eigenlijk helemaal niet zo goed te zeggen waaraan toen gedacht is. Waarschijnlijk
wisten de drie jonge mensen
het op dat tijdstip zelf ook niet. Er staat slechts vast: er moet weer een
verenigende band tussen de mensen ko-
men, eisen ze, want die is in de burgerlijke wereld van de concurrentie verslapt
en is in de officiële christelijke
kerken verstard. De samenhang door zingeving moet gesterkt worden in de kritieke
situatie van een transcen-
dentale dakloosheid. De nieuwe vervulling door de zingeving moest het verstand
én de zintuigen aanspreken.
Niet alleen de ‘intellectuelen’ maar ook het volk moet bereikt worden. Daar
hoort bij dat Hölderlin ongeveer te-
zelfdertijd in brieven aan zijn broer over volksopvoeding nadenkt; ook Schelling
en Hegel drukken zich in brieven
in die zin uit.
De Nieuwe Mythologie, wat ze in details ook moge betekenen, moet als idee, als
verhaal, als kunst een verbin-
dende kracht ontvouwen.’
(Bladzijde 124) Morgen verder met dit hoofdstuk 8.