Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 9
‘’Ik zou willen dat het jou verging als mij. Ik leef in een nieuwe wereld. Ik
had wel kunnen veronderstellen dat
ik wist wat mooi en goed was, maar sinds ik het zie, wil ik het liefst lachen om
al mijn kennis. Beste vriend! Er
bestaat een schepsel op de wereld waarbij mijn geest duizenden jaren kan en zal
vertoeven […] lieflijkheid en
verhevenheid en rust en leven en geest en gemoed en gedaante is één zalige
eenheid in dat schepsel […] Je
weet […] hoe ik zonder geloof leefde, hoe ik karig geworden was met mijn hart,
en daarom zo jammerlijk; had
ik ooit kunnen worden hoe ik nu ben, vrolijk, als een adelaar, als me niet dit,
dit ene verschenen was, en mijn
leven, dat me niets meer waard was, verjongd, versterkt, opgevrolijkt,
verheerlijkt zou hebben, met zijn lente-
licht? […] Het is ook werkelijk vaak onmogelijk in haar omgeving aan iets
sterfelijks te denken en juist daarom
kan ik zo weinig over haar zeggen’ […] (MA II, 624).
Susette, dochter van de vooraanstaande en welgestelde Hamburgse koopman en
blijspeldichter Borkenstein,
was in 1786 als zeventienjarig meisje uitgehuwelijkt aan haar neef in de tweede
graad, de Frankfurtse bankier
Jacob (‘Cobus’ genoemd) Friedrich Gontard. De families hadden het zo
besloten.’
(Bladzijde 129) Morgen verder met dit hoofdstuk 9.