met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘Sprekend op en tot zijn datum,noemen we datgene wat een vertoog zegt over de datum in het algemeen,over het begrip of de algemene betekenis van de datum,niet gedateerd om de belegenheid ervan te laten doorschemeren,het feit dat het oud of verouderd is;niet dus om een vertoog te diskwalificeren of verjaard te verklaren,maar om aan te geven dat het daardoor minstens op een singuliere wijze gemarkeerd,gesigneerd,opgemerkt is. Markant daarin is dus het vertrekpunt,datgene waartoe het zonder enige twijfel behoort,maar van waaruit het zichzelf loslaat om zich te richten tot het adres van de ander:een zekere deling. Naar aanleiding van deze singuliere opmerking waag ik op mijn beurt enkele opmerkingen te maken ter gedachtenis aan enkele gedateerde opdrachten of zendwoorden (envois) van Paul Celan. Wat is een datum?Hebben we het recht een dergelijke vraag te stellen,in deze vorm?De vorm van de vraag ‘wat is..?’ is niet zonder herkomst. Zij heeft haar eigen geboorteplaats en haar eigen taal. Zij heeft een datum. Dat zij gedateerd is,doet haar geen afbreuk,maar wel zouden we daaruit,als we daarvoor de tijd hadden,enkele wijsgerige gevolgtrekkingen,of eigenlijk gevolgtrekkingen over haar wijsgerige bestel,kunnen afleiden. Heeft iemand zich ooit bekommerd om de vraag:’wat is een datum’? De jij waartegen gezegd wordt ‘Nirgends/fragt es nach dir-,’ nergens wordt naar jou gevraagd,nergens is er bekommernis om jou,is een datum,daarvan kunnen we a priori zeker zijn. Die jij, die een ik moet zijn, net als de Er,’als ein Ich’ van zojuist,beeldt altijd een onvervangbare singulariteit uit. Alleen een andere,even onvervangbare singulariteit zou haar plaats kunnen innemen zonder haar te verdringen. Deze jij wordt aangesproken als een datum,als het hier en nu van een gedenkwaardige herkomst. De vraag ‘wat is een datum?’ veronderstelt – zo komt zij althans op mij over – twee dingen. Om te beginnen heeft de vraag ‘wat is..?’ een geschiedenis,een herkomst,is zij getekend door,blijft ze gebonden aan,wordt zij beheerst door een plaats,een tijdstip,een taal of een netwerk van talen,anders gezegd door een datum;en ten aanzien van het wezen daarvan heeft die vraag slechts een beperkte macht,een eindig recht,zo niet een betwistbare relevantie. dat zal niet los blijken te staan van wat ons Colloquium ‘de wijsgerige implicaties van het werk van Celan’ noemt. Misschien heeft de filosofie,als zodanig en in zoverre zij de vraag ‘wat is…?’ in het werk stelt,wel iets wezenlijks te zeggen over wat van Celan dateert,over wat Celan van de datum zegt en maakt – wat ons op zijn beurt misschien iets over de filosofie kan zeggen.'(bladzijde 26-27 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’)Wordt vervolgd.