een gedicht van Paul Celan; uit ‘Die Niemandsrose. ‘ES IST NICHT MEHR/diese/zuweilen mit dir/in die Stunde gesenkte/Schwere. Es ist/eine andre./// Es ist das Gewicht,das die Leere zuückhält,/die mit-/ginge mit dir./Es hat,wie du,keinen Namen. Vielleicht/seid ihr dasselbe. Vielleicht/nennst auch du mich einst/so.’ (bladzijde 139 uit ‘Paul Celan Die Gedichte’. Herausgegeben und kommentiert von Barbara Wiedemann. Vervolgens Rudi Fuchs; ‘Staat van ervaring’. Vervolg. ‘Amateurtoneelspelers denken ook dat zij in de huid van het personage moeten kruipen terwijl de grote acteur het personage toegang geeft tot zijn wezen en gestalte. Toen ik over deze tentoonstelling begon na te denken,had ik geen idee wat het moest worden. Er was een thema,gegeven door de Stichting Praemium Erasmianum:ervaring en verwachting. Wat daar precies mee bedoeld werd,was mij niet erg duidelijk. Vervolgens dacht ik aan de hoge verwachtingen waarmee de twintigste eeuw begonnen was(democratie,welvaart,vrede)terwijl we nu, aan het einde ervan,het gevoel hebben dat alles weer wankelt. Waren die twee houdingen dan te ensceneren:utopie en het wankele ervan? In ieder geval doemden uit zulke vage overwegingen enkele namen van kunstenaars op:Malevitsj,Mondriaan,Judd aan de utopische kant,daarnaast en misschien daar tegenover Schwitters en Beuys en Bruce Nauman. Zo sukkelde ik een tijdje voort. Ik herinnerde me dat Donald Judd ooit zei tegen een interviewer die hem over het karakter van zijn kunst kwam ondervragen(ik zat in een andere hoek van de kamer):’Rudi daar denkt dat het utopie betekent,maar voor mij is het gewoon werkelijkheid.’Toen hij mij zijn prenten liet zien,werd mij duidelijk dat ze een ervaren handwerk waren. Natuurlijk kun je daar naderhand grote gedachten aan verbinden – maar dat is iets voor filosofen en op hun terrein ben ik niet thuis. Inmiddels had ik ook Mondriaans beroemde serie van de appelboom weer eens goed bekeken en gezien dat die ook stapvoets,bijna op de tast,tot stand was gekomen. Het begon met een boom met rood. Toen raakte Mondriaan gebiologeerd door het ritmische verloop van de vertakkingen;daarna door het licht tussen de vertakkingen;tenslotte verloor hij de oorspronkelijke boom geheel uit het oog omdat zijn oog steeds strakker op het schilderij gericht was;en uiteindelijk verscheen dat wonderbaarlijke ritme van licht dat wij nu abstract noemen. Natuurlijk had Mondriaan geen idee waar hij terecht zou komen maar hij volgde de richting waarin zijn ervaring ging – tot aan zijn laatste en grootste meesterwerk ‘Victory Boogie-woogie’. Daarin begon hij,zoals in elk schilderij en ondanks de grote ervaring waarover hij in 1942 beschikte,eigenlijk weer van voren af aan met schuiven en passen en ploeteren en proberen. Hij wilde het schilderij openmaken,schreef hij aan een kennis – maar op een andere manier nu,compacter eigenlijk,dan hij dat met de bomen had gedaan. Uiteindelijk begon het te lukken en het schilderij begon te groeien uit zijn ervaren en geduldige meesterschap.'(bladzijde 159-160-161 uit ‘Rudi Fuchs tussen kunstenaars’ een romance) Wordt vervolgd.