met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Wat ons interesseert in deze beroemde analyses is dat ze duidelijk maken dat iedere theorie van de schilderkunst een metafysica is. Descartes heeft niet veel over de schilderkunst gezegd,en men zou het overdreven kunnen vinden om veel acht te slaan op wat hij in twee pagina’s over kopergravures zegt. Maar dat hij er slechts terloops over spreekt,is op zich al veelzeggend:de schilderkunst is voor hem geen centrale verrichting die ertoe bijdraagt onze toegang tot het zijn nader te bepalen. Zij is een modus of een variant van het denken dat op canonieke wijze wordt gedefinieerd door de intellectuele toe-eigening en de evidentie. In het weinige dat hij er over zegt,wordt deze optie uitgedrukt,en een zorgvuldige studie van de schilderkunst zou een andere filosofie hebben laten zien. Ook veelzeggend is dat als hij het over ‘schilderijen’ heeft,hij de tekening als kenmerkend beschouwt. Zoals wij zullen zien is de hele schilderkunst aanwezig in elk van haar uitdrukkingsmiddelen:er is een tekening,een lijn waarin al haar vrijmoedigheden liggen opgesloten. Maar wat Descartes aan de kopergravures bevalt,is dat ze de vorm van de objecten behouden of ons er ten minste voldoende tekens van bieden. Ze geven een beeld van het object door zijn buitenkant of zijn omhulsel.'(bladzijde 34 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. Leve het lezen. Nu verder met Cantos 3 van Ezra Pound. ‘Dat geen mens Ruy Diaz mocht spreken,voeden,helpen-/ Of zijn hart zou worden uitgestoken,gepriemd op de plek van een spies/ En beide ogen uitgerukt,en al zijn goederen verbeurd verklaard;/ ‘En hier,Myo Cid,zijn de zegels,/ Het grootzegel met perkament.’/ En hij, Myo Cid ,kwam uit Bivar,/ Geen valken meer,daar op hun roest,/ En geen linnen meer,daar in de kasten;/ En liet zijn hutkoffer achter bij Raquel en Vida,/ Die grote kist zand,bij de pandwoekeraars,/ Om soldij voor zijn leger te krijgen;/ Baande zijn weg naar Valencia./ Iñéz de Castro vermoord,en een muur/ Hier verzakt,hier gebouwd om te blijven./ Troosteloos verval;verf vlokt omlaag van de steen,/ Kalk schilfert neer;de muur door Mantegna beschilderd./ Flarden zij.’Nec Spe Nec Metu’.’ (Dit was Cantos 3;bladzijde 31 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’. Vertaald en verzorgd door H.C. ten Berge.) Wordt vervolgd.