afgelopen zondag overleden,Gerrit Krol. Ik moet er even bij stilstaan, misschien later wel langer;hij verdient een grote hommage. De stukjes van Arjan Peters in de Volkskrant, van Arnon Grunberg en Max Pam zijn zoals ze moeten zijn. Pam komt het dichtste bij Krol. Even hoorde ik op de televisie Ad Zuiderent op een wat afstandelijke manier een klein college geven,hij kon onmogelijk in die paar tellen recht doen aan Krol. Zuiderent heeft een bijzonder proefschrift geschreven over Gerrit Krol; ‘Een dartele geest’. In dit boek staat een ‘Portret van een kunstenaar als denker’. Dat is Krol namelijk helemaal. In al zijn boeken,ook in zijn poëzie,columns,ook in zijn essays(door Peters even vergeten;zijn boeken zijn eigenlijk uit de hand gelopen essays)probeert Krol via een systematische filosofie te begrijpen wie hij is,wat de wereld is, en hoe zijn relatie met de wereld is. Hij merkt dan steeds weer dat het niet lukt. Een constante zoektocht naar de relatie werkelijkheid en denken. En nu Krol zelf. Uit zijn verzameld gedichten ‘De industrie geneest alle leed’ het gedicht ‘Weerzien’. ‘Zie mijn ouders,/ hoe zij in hun windjacks op het strand/ zich laten voortgaan op de wind,/ mijn beide in leven zijnde ouders,/ hoe zij daar slenteren,hij naar een schip in de verte wijst./// Daar loopt zij die mijn moeder is geweest/ op haar gemak,nootjes etend uit haar eigen hand,/ alsof zij daar nog loopt.’ ( bladzijde 301)