met ‘Belichaamd zien en denken’ van Jenny Slatman. Het is het nawoord bij ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Het sprekende woord. Het probleem waar Merleau-Ponty telkens tegenaan loopt is dat de filosofie altijd gebruik moet maken van begrijpen en categorieën,terwijl zij juist terug willen keren naar de belichaamde waarneming die voorafgaat aan het discursieve en prereflectief is. De vraag die gesteld moet worden is dan ook op welke wijze de filosofie,die zelf discursief en wetenschappelijk is,het niveau van het voordiscursieve en het voorwetenschappelijke van de leefwereld tot uitdrukking kan brengen. De terugkeer naar ‘de zaken zelf’ lijkt zo bekeken nogal paradoxaal te zijn:het is een terugkeer naar een wereld alvorens deze gerepresenteerd of in begrippen gevangen is. Het domein van de gearticuleerde taal moet tussen haakjes gezet worden om zicht te krijgen op de stilte die aan haar voorafgaat en haar omsluit.Hoe kan de filosofie – die zich uitdrukt door te spreken – nu terugkeren naar deze stilte? Om Merleau-Ponty’s gedachtegang in deze te kunnen volgen,moeten we eerst zijn analyse van het fenomeen van de expressie nader bekijken. In zijn werk maakt Merleau-Ponty een onderscheid tussen twee verschillende momenten die werkzaam zijn binnen iedere vorm van expressie:het ‘gesproken woord'(parole parlée) en het ‘sprekende woord'(parole parlante).'(bladzijde 78 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. Nu weer verder met Ezra Pound ‘De Pisaanse Cantos’, ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys.Canto LXXIV. ”van saffier,want deze steen schenkt slaap’/ geen woorden om trouw aan te blijven/ geen daden om vastberaden te zijn/ maar dat vogelhartige rechtvaardigheid timmerhout maakt/ en macht over de wereld krijgt/ en Rouse ontdekte dat ze er over Elias spraken/ terwijl ze de avonturen van Odysseus vertelden OÝTIE/ OÝTIE/ ‘Ik ben niemand,mijn naam is niemand’/ maar Wanjina is,laten we zeggen, Ouan Jin/ of de mens met cultuur/ en wiens mond door zijn vader werd weggenomen/ omdat hij teveel dingen maakte/ en aldus de bosjesman met bagage overlaadde’ (bladzijde 28-29) Wordt vervolgd.