met Kiene Brillenburg Wurth;’Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’,’Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Maar niet alleen de vaas is een overblijfsel uit de oudheid,ook het gedicht zelf is dat:de poëtische beschrijving van een visueel object is een vorm van ekphrasis. ‘Ekphrasis is een term uit de klassieke retorica die verwijst naar een kunstige,levendige beschrijving of naar een literaire evocatie van een kunstwerk (echt of denkbeeldig) of een complexe kunstvorm. Als een levendige beschrijving verwijst ekphrasis naar de kracht van woorden:de mogelijkheid van taal om alle zintuigen zo levendig mogelijk (in een andere vertaling:zo helder mogelijk) aan te spreken,om het afwezige zo aanwezig mogelijk te maken. In deze zin verwijst ekphrasis naar woorden als totaalkunst:ze roepen alles voor ons op.We kunnen dat alles helemaal vanuit onszelf voor ons zien,ruiken,horen,voelen. Woorden geven ons zo toegang tot een complete,virtuele werkelijkheid – ze maken werelden.(Hoe zit dat met mijn ‘hommages’? W.B.) Als een literaire evocatie van een kunstwerk of complete kunstvorm is de term ‘ekphrasis’ bepalend geweest in het academische debat over de vergelijking tussen kunsten. In de tijd van Leonardo da Vinci was die vergelijking,die paragone wordt genoemd,nog een kwestie van strijd:welke kunst is de beste kunst? Leonardo betoogde in ‘Paragone’ dat de schilderkunst hoger aangeslagen zou moeten worden dan de dichtkunst,omdat het oog het meest wetenschappelijke zintuig zou zijn.'(bladzijde 152) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Cleas & Mon Nys. ‘naar gelang het blad in de lucht wentelt/ Boreas Apeliota libeccio/ ‘C’è il babao, ‘ zei de jonge moeder/ en de zwemmers als vogeltjes onder het haviksoog/ trokken zich terug onder de kliprand in il Pozetto al Tigullio/ kreeg ik al die verd. kl. z. van generaals c.s. maar ‘ns te pakken/ ‘allemaal fascisten’ zei de bewaker/ Oedipus, nepotes Remi magnanimi/ En Mr Bullington lag als een aap op zijn rug/ te zingen:’O sweet and lovely/ o Lady be good’/ in harum ac ego ivi/ Misdadigers hebben geen intellectuele interesses?/ en proefde drie maanden lang niet wat hij at/ hoorde Sjoens muziek in Tj’i/ het schrille lied met zon onder zijn schittering/ (Grieks woord volgt)/ één tanka getiteld de schaduw/ babao,of de haviksvleugel/ zonder geluk en met een naam voor de toekomst’ (bladzijde 40) Wordt vervolgd.