met ‘De ervaring van intertekstualiteit’ ondertitel ‘De intensiteit van wat ‘raakt’: de simultane werking van tekst en intertekst in Tonnus Oosterhoff’ geschreven door Frans-Willem Korsten. ‘Intensiteit door performance,film of theater – ‘Hetzelfde liedje’ De intensiteit van resonanties zit niet alleen vast op tekst,intertekst en ontvanger,maar ook op de manier waarop iets wordt vormgegeven. Of het nu is op zijn website of op de dvd bij ‘Hersenmutor(2005),Oosterhoff werkt niet zozeer multimediaal,maar intermediaal. Hij werkt,bijvoorbeeld,niet door beelden toe te voegen aan een bestaande tekst,zoals al bleek uit ‘Wat moet ik er van zeggen?’. Het toevoegen van beeld aan tekst (of andersom) zou intertekstueel passen binnen de aloude emblemata traditie (en zou een vorm zijn van het gebruik van verschillende media naast elkaar;multimediaal). Indien bij Oosterhoff de relatie tussen de media centraal staat,dan is dat in de zin van het doorwerken van media in elkaar. Dat kan nog eens nader worden geïllustreerd aan de hand van het gedicht ‘Hetzelfde liedje’ dat in het najaar van 2009 op de website stond. De tekst lijkt opnieuw een voorbeeld van relatief simpele intertekstualiteit. Het haalt niet de halve Nederlandse literatuur overhoop,maar herhaalt en herbewerkt wat de zinnen en woorden lijken van iemand die is opgenomen in een verzorgingstehuis of een vergelijkbare instelling.’ (bladzijde 319-320) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van J.L. Borges uit ‘Het Geheimschrift’. RONDA/// De Islam,die zwaarden was/ die avond- en morgenland verwoestten/ en gekletter van legers op aarde/ en een openbaring en een leer/ en de afschaffing van de afgoden/ en het overgaan van alle dingen/ in één verschrikkelijke God,die alleen is,/ en de roos en de wijn van de soefi/ en het berijmde proza van de Koran/ en rivieren die minaretten herhalen/ en de oneindige taal van het zand/ en die andere taal,de algebra,/ en die lange tuin,de Duizend en Een Nachten,/ en mannen die Aristoteles becommentarieerden/ en dynastieën die nu namen zijn van het stof/ en Tamerlan en Omar,die vernielden,/ is hier,in Ronda,/ in de delicate schemer van mijn blindheid,/ een holle stilte van patio’s,/ een rust van jasmijn/ en een zacht murmelen van water,/ dat herinneringen bezwoer aan woestijnen.’ (bladzijde 11) Wordt vervolgd.