met het essay van Anneke Brassinga ‘Leopold – O rijkdom van het onvoltooide’. ‘Wat je doet als je Leopold leest,is een innerlijk landschap betreden. Het is geen werkelijkheid achter de dingen die wordt opgeroepen. Wat heerst,is een gemoedsklimaat waarin,zonder dat er heel expliciet wordt gehistoriseerd,een grote rijkdom van culturen – bijvoorbeeld die van de Arabische en de klassieke wereld – en invloeden blijkt te gedijen. Veel dichters spreken naar buiten toe,om zich te verstaan met de woordloze werkelijkheid – van de dingen,de politieke verhoudingen,het identiteitsprobleem,de voedselindustrie,ik noem maar wat. Zij vinden woorden,formuleringen,ritmes,zegswijzen,die passen op het onderwerp of de thematiek. Zij maken een gedicht,om het voor het voetlicht te brengen,op verzoek of ongevraagd. Zij voltooien het. Tonnus Oosterhoff lijkt zich te bezinnen op het begrip ‘voltooiing’ door handgeschreven varianten toe te voegen aan het ordentelijke computerzetsel,in zijn bundel ‘Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen’,maar het is de vraag of het hier ‘effect’ betreft,van spel met vorm,dan wel een serieuze aarzeling. Het lijkt mij wel eens dat de poëzie van tegenwoordig wordt opgebouwd uit een soort legoblokjes van taal,uit componenten van spreektaal en beeldspraak die wel een stijl manifesteren,die bepaalde wendingen in het poëtisch vertoog karakteristiek en herkenbaar doen zijn,maar dan als een manier van doen,niet als een manier van zijn – de gekken onder ons,voor wie doen en zijn samenvalt,natuurlijk uitgesloten. Misschien betekent dit dat de poëzie als scheppingsvorm een beetje sleets is geworden;een mooie gedachte,bij de ondergang van het avondland. Dat beeldspraak van oudsher alles in zich heeft om een legoblokje te worden,is een overtuiging die wordt gevoed als ik bijvoorbeeld een strofe Boutens’ gedicht ‘Morgen-nachtegaal’ lees:’Het dunne zand van sluimering/waarmee de koele nanacht overblies/mijn stilgewoelde wanhoop-van-verlies/midden in de eindelooze rekening,/verstuift -.”t Is mooi gezegd,daar niet van,maar het is verzonnen.'(bladzijde 106-107) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het pantheon van vergeten dingen’. ‘De blinde maakt bekend wat hij gezien zou hebben.'(blz. 116) ‘De mens die alle dieren die hij is ,ook kent.'(blz, 116) ‘Om de tijd niet te vergeten woont hij alleen waar het zoemt.'(blz. 116) ‘Prachtig de gesprekken die je niet voert.'(blz. 117) ‘Er zijn ideeën die zo afschuwelijk zijn dat je ze nooit meer kwijt raakt. Dat lijkt nu juist de kracht van menig groot schrijver te zijn.'(blz. 117) Wordt vervolgd.