met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘De schilderkunst kon haar eigen waarheid scheppen. Het potlood van de natuur trekt simpelweg over wat er voor de lens staat,zonder creatieve verbeeldingskracht. De fotograaf kan alleen weergeven wat er is,terwijl het de schilder vrij staat zijn fantasie te gebruiken en dingen op andere manieren te laten zien dan hoe ze zijn of waren. Daar komen de vrijheden vandaan die Delaroche zich met de historische waarheid veroorloofde. de schilder kiest op welk moment hij de gebeurtenis wil afbeelden,zoals in het geval van ‘Terechtstelling van Lady Jane Grey’,waarop het slachtoffer is geblinddoekt en paniekerig tast naar het hakblok van de beul. het is een bijzonder wreed schilderij. Zij wil een snelle dood en smeekt de man met de bijl daarom. Delaroche schildert zelfs het stro waarop Lady Janes bloed en hoofd terecht zullen komen. maar voor een extra dramatisch effect laat hij het tafereel in een kerker plaatsvinden en niet buiten op het schavot. Op een ander schilderij toont hij hoe cromwelliaanse soldaten hun pijprook in het gezicht van koning Charles blazen. Hij maakt fictie met schilderkunst. Fotografen aarzelden niet te laten zien dat zij prima in staat waren tot hetzelfde met een cameralens en dus ook als kunstenaars beschouwd moesten worden,als dit het criterium was. De victoriaanse fotograaf Henry Peach Robinson huurde acteurs in,construeerde een emotionele scene en fotografeerde die,zoals op ‘Fading Away’,het stervensmoment van een jonge vrouw. Peach Robinsons composities hebben de grote verlichte foto’s van Jeff Wall beïnvloed,waarvoor de vraag ‘Is dit wel kunst?’ weinig relevant is.’ (bladzijde 142-143) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit ‘Voorgoed’. ‘MEER NIET///Ik wist niet wat ik zag/binnen de kleine houten lijst/was het nog wel een schilderij?///Jij zei eens/’een goed schilderij/daar kun je in’///Ik bevond mij in een Franse straat/het licht lag laag op de muren van de huizen/in mij viel een blik die zag/hoe ik daar zelf afwezig was///Zoals je in een buitenwijk/wel eens een lege kamer binnenkeek/en niet begreep dat jij dat deed///De dichter schreef:’zonlicht/dat zo’n duizend mijl van ’t land/over zeewater streek.’ ‘ (bladzijde 245) Wordt vervolgd.