met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Volgens de wet bestaat er geen auteursrecht op ideeën,dus is het geen diefstal als Domenichino de laatste communie van de heilige Hiëronymus schildert. Om een modern voorbeeld te noemen:Saul Steinberg was gefrustreerd dat iedereen zijn beroemde cover van de ‘New Yorker’ van het wereldbeeld van de inwoners van New York jatte – een prachtig voorbeeld van de visuele belichaming van een niet-visuele waarheid. Steinberg kreeg uiteindelijk genoegdoening toen een rechter besliste dat het kopiëren van de tekening niet iedereen het recht gaf om ook zijn spinachtige letters te gebruiken. De belichaming was zijn privé-eigendom,in het publieke domein,namelijk het idee te schetsen hoe New Yorkers de wereld zien:je hebt New York,en dan,op een tweede plaats,de rest van de wereld. Het is opvallend dat we in een zeventiende-eeuws altaarstuk en een twintigste-eeuwse tekening twee dezelfde aspecten terugvinden – idee en belichaming – en dat beide kunnen worden gevonden in Kants tweede maar niet in zijn eerste opvatting van kunst. Eigenlijk staat alles wat Kant over zijn tweede opvatting van kunst zegt op de paar pagina’s die gewijd zijn aan esprit,maar het feit dat wellicht de belangrijkste tekst uit de Verlichting over esthetica daar aandacht aan besteedt is een teken dat de waarden van de Verlichting begonnen te wijken en een nieuwe tijd zich aankondigde. Toen Kant zich realiseerde dat hij romantische waarden moest behandelen gaf hij blijk van grote culturele sensitiviteit en een volledig nieuwe manier van denken over kunst,zelfs al zou hij proberen die waarden grotendeels cognitief in te zetten.'(bladzijde 152-153) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit ‘Voorgoed’. ‘5 STUKJES ROND STEVE LACY///1 Noodzakelijke engel//De engel is noodzakelijk en dus/gevallen,vleugels als nagels in/het vlees gegroeid. Hij gaat gebukt.//Droog en bijna sloom begint hij/zijn dag met het vergeten van zijn instrument/hij heeft een stem maat houdt hem tegen.//Eén noot,zo weet hij,en er is/geen terugweg meer,het web/weeft zich dan als vanzelf.//De verhalen over hem bekend/zijn vals:’Geluid of geen geluid/dat is alles wat je hebt//Ik ben er niet,nog lang niet,nee-/de vonk,de afgrond en de sprong/zij rusten diep in mij.’//Hij is niet onder ons om/wonderen te verrichten maar/ons de kale plekken voor te spelen//een/voor/een.'(bladzijde 265) Wordt vervolgd.