met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ van Frank vande Veire uit het boek ‘Als in een donkere spiegel;de kunst in de moderne filosofie’. ‘De redding kondigt zich structureel op een terughoudende,versleutelde manier aan:in tekens of fenomenen die ontcijferd moeten worden. En deze ontcijfering is niet slechts de moeizame activiteit van een intellect,het is ook altijd een plotselinge,onverhoopte ervaring die het karakter heeft van een gave. Welnu,voor Benjamin is het vooral de kunst die de mens uitnodigt tot zo’n complexe ontcijfering. Elk goed kunstwerk bevat sporen in zich die naar een verlossende ‘openbaring’ verwijzen. De taak van de kunstkritiek is deze sporen te lezen,wat inhoudt dat ze de schone schijn die altijd aan het kunstwerk kleeft,doorbreekt. Dit kan evenwel niet zomaar van buitenaf gebeuren. De kunstkritiek moet de esthetische schijn uit zichzelf laten ontwaken. Dit ontwaken is geen pure ontsluiering die van het kunstwerk nog slechts een prozaïsche inhoud overlaat. Juist door de nuchterheid van de kunstkritiek,die het kunstwerk van alle mythische hocus-pocus ontdoet,laat ze het geheim van het kunstwerk recht wedervaren. Omdat,overigens net als voor Heidegger,het kunstwerk de plaats bij uitstek is waar de waarheid verschijnt,is de kunstkritiek voor Benjamin niet een soort toegepaste filosofie of esthetica,maar het hoogste waagstuk van het denken.'(bladzijde 173) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Manchester Fog’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘en een scheut heimwee vooral,naar de dralende mist/boven zijn dierbare Stockholmse/straten en wateren als de dooi tenslotte/inviel,een vertrouwd waas/dat een heel ander perspectief,een weidser/verschiet opende,tijd/ontsteeg,klaarheid schiep -///de smaak van het riet,het ebonieten mondstuk/en zijn handen die het messing/streelden voor hij inzette en zijn baritonsax/opnieuw de klanken vond///van een wrang en mateloos geluk'(bladzijde 51) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘klemvlecht’. (bladzijde 114)