met ‘Miniaturen en de gulden regel'(Kant,Pamuk)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Wat is,om te beginnen,die beroemde ‘individuele stijl’ anders dan een vorm van onvolmaaktheid? – zo vraagt een van de verluchters zich af. Als de grote meesters uit het verleden de volkomenheid hebben bereikt,en dat wordt door niemand betwist,wie zou dan nog toegeven aan de grillen van zijn eigen persoonlijkheid,die het resultaat ten opzichte van die hoge standaard altijd omlaag moeten halen? En geldt niet hetzelfde voor de invoering van het perspectief,waardoor de afbeelding niet meer de werkelijkheid toont zoals God die ziet,maar zoals de mensen die zien? De goddelijke rangorde van de wereld gaat verloren zodra zij wordt afgebeeld met behulp van perspectieflijnen verdwijnpunt,zo peinst een van Osmans verluchters. Een hond kan groter zijn dan een sultan of die zelfs gedeeltelijk aan het gezicht onttrekken. En is de schilderkunst er niet voor bedoeld om mensen het hoogste inzicht bij te brengen,niet het laagste,of om hen aan te laten komen op de plek vanwaar God ons ziet,zoals een van hen het uitdrukt’ Wordt in de perspectiefkunst,anders dan zijzelf meent,de hele wereld niet juist ‘vlak’,omdat daarin alles even belangrijk en even waardevol wordt,door empirische toevalligheid op één hoop gegooid?'(bladzijde 81-82) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Poolsneeuw’. Titel:’Bewoner en landschap met spin’. ‘Gekeeld werd wie als haan/Nog overeind stond en zijn ogen/Steken blind van haar afwezigheid///Het silhouet van winter werpt zich/Op de morgenzon koud en prijzend/Wie sporen blootlegt,onrust grendelt///In zerken,in ogen als spaarpotten rammelt marmer/Voor een nette dood.zwart land,pijlsnel/Bloeden er geruchten leeg. tussen drijfzand en maanschot/De spin zit en worgt de bewoner///Dichter in zijn web en met verfijnd gehoor/Hij luistert:het oor leest de prooi in zijn blinde beweging///De aarde nog wormen spuugt/Naar het bedrijvig gedribbel der vogels'(bladzijde 28)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel:’dag en nacht’. ‘2/meer dan bos of akker/behoor ik de aarde toe.de hoge luchten/laat ik nauwelijks toe.aan mij/is alles zwaar en door en door dagelijks/en daardoor mijn dak is maar/voor het verloren licht/ droogdok/en voor de verloren wind/wat in mijn huid vastgezet/eindeloos voeten veegt/voor het naakt mijn hart betreedt/arm aan werkzweetangstzweet/ochtenddauw of nachtmist/het blijft mij vreemd/het verloren uur///ik ben het huis van de dag/en het dagverblijf van de daad'(bladzijde 458-459)