met ‘De grillige geschiedenis van de moderne mens’ van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Was de wil van de vorst één geweest,die van het volk bleek gewoonlijk nogal verdeeld te zijn. En toch moest de nieuwe staat eenduidige wetten uitvaardigen en beslissingen nemen. Het volk kon spreken met veel stemmen,maar de staat had maar één stem. Hoe kom je van de (verdeelde) ‘wil van allen’ tot de éne ‘algemene wil’? vroeg Rousseau zich af. Als de Verlichter die hij minstens voor een deel was,verwachtte hij veel,zo niet alles van het redelijke inzicht. Dat zou uiteindelijk,langs de weg van de redenering en de argumentatie,duidelijk moeten maken wat de juiste weg was. Maar ook die rede bleek nogal verdeeld. Met een beroep op haar vlogen de verschillende partijen elkaar in de jonge Republiek al snel in de haren. En nog steeds met een beroep op de rede mondde de Republiek uit in een Terreur die korte metten maakte met elke tegenspreker. Met mensen die niet kunnen of – erger nog – willen instemmen met wat ‘de rde’ zegt,kun je nu eenmaal geen rekening houden. Geen ankerpunt De Terreur at ten slotte haar eigen kinderen op – maar het probleem was daarmee niet opgelost.'(bladzijde 18) Wordt vervolgd. `Nu weer een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘het rookkanaal,verborgen in de bossen,bundelt/het inwendig branden van de bomen./geen rotten,geen dood hout dat afvalt door de stromen,/geen welgekozen bijlslag of de krimpkreet van de zager./het branden,het zengen is hun doel./heel langzaam zodat de gesmoorde rook,naar het midden/van het bos geleid altijd laag hangend wolkt en niemand/dit bos vol geheime branden durft binnen te gaan.'(bladzijde 56) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘…en morgen de hele wereld’ van Lucebert. ‘de appèlplaatsen de sorteerpleinen de barakken/nooit meer verdwijnen/de schaduwen uit dit dal/vandaag nog vertrekken/huilend van hoop de deportatie-treinen/naar het idyllies versierde eindstation///maar nee nee nee/tegen dit steeds weer hedendaags verleden/schunnig bindweefsel om onze vooruitstrevende benen/stroop het af stroop van achter dat lachend masker'(bladzijde 522)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.