een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘water vraagt de stem/een hand reikt het water aan/en de vragende hand pakt het water en/de reikende hand steunt de vragende hand/die met krachten van ver weg/haar water draagt en naar haar mond brengt///en in haar ene oor/het goede/wordt geroepen/dat zij kleine slokjes moet nemen en zij hoort het/in haar oor en haar geest die eens zo groot was en sterk/weet dit wel kan dit door haar wil wel begrijpen/aan de rand van haar wil die nog bezit het gehele lege gebied/van haar geest die nog groot is en sterk/maar gedragen door een grote vermoeidheid///een zwakte is het nu in haar lichaam/en haar geest zou nu ook kunnen breken/zij heeft alles van haar geest nodig nu er grootse dingen gaan gebeuren/nu neemt zij het water en handen steunen haar rug en zij voelen/de knokkels van die kleine gebogen rug die soms bijna voorover zakt en/zij steunen die rug en proberen want meer kan niet warmte en kracht/voor verre liefde in die rug over te brengen en na nog wachten leggen zij/haar terug en wensen haar het goede toe dat het goede over haar kome///zij moet nog door,die allene'(bladzijde 423) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.