Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Ergste foltering, iemand het vergeten ontzeggen. Dat is op zich een fundamentele gedachte: dat het geheugen de grootste foltering is voor de mens en dat men moet vergeten om te overleven, maar ook om te kunnen sterven en daar rust te vinden. We staan hier voor iets heel anders dan Prousts filosofie van het geheugen en de herinnering; we staan voor de orfische wreedheid en waarheid van het geheugen (dat men de onvolkomenheid van het menselijk bestaan achter zich moet kunnen laten; ‘Remember me, but forget my fate,’ zingt Dido in Purcells ‘Dido and Aeneas’).
Als Heideggers etymologie van het woord ‘aletheia’ (waarheid) klopt, namelijk als afgeleide van a-lethe, niet in de Lethe mogen afdalen, dan is vreselijke waarheid hier het ondraaglijke lot van de onbegraven, ‘Een historische antropologie van de dood toont inderdaad aan dat mensen in archaïsche samenlevingen het idee van een definitieve en totale vernietiging niet konden verdragen,’ schrijft Francoise Dastur. In pre-historische sites zoals Filitosa op Corsica kan men nog uitgeholde rotsen zien waarin de primitieve stammen hun doden lieten liggen, omdat men hen bij zich wilde houden. Staande voor deze wonderlijke duistere plekken (waar het nu naar bomen en bloemen ruikt) beseft men met een schok welke rampen de primitieve mens daarmee over zich afriep: want de rottende dode infecteert de levenden die hem bij zich houden. De neolithische mens die holistisch dood en leven wou omhelzen, kreeg van de dood lik op stuk. Pijnlijk leerproces; er moeten neolithische Antigone’s hebben bestaan, die erop wezen dat men de lijken beter onder de grond kon stoppen. Antigone’s mededogen voor de doden wijst dus op een latere beschaving, waarin niet alleen de levenden voor de doden moeten worden beschermd, maar waarin ook de dood wordt gezien als iets waar men recht op heeft. De Lethe en het lichte laagje stof dat over Polyneikes waait op het middaguur – welk een subtiele hand vraagt hier om het stopzetten van de eindeloze besmetting met de dood.’ (Bladzijde 123-124) Dit is fragment 21. Wordt vervolgd.