Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Levensloop
Hoger wilde ook gij, echter liefde dwingt
ons terneder, het leed buigt ons nog dieper neer;
toch, de levensboog keert zich
niet vergeefs naar van waar hij komt.
Naar omhoog of omlaag! Heerst in de heil’ge nacht,
waar de stomme natuur wordende dagen denkt,
heerst in ’t scheefst van de Orcus
niet iets rechts nog, een recht dat geldt?
Dit ervoer ik. Want nooit hebt gij, o hemelsen,
albehoudenden, als menslijke meesters mij,
dat ik ’t merkte, behoedzaam
voortgeleid langs een effen baan.
Alles proeve de mens, zeggen de hemelsen,
dat hij, krachtig gevoed, danken voor alles leer’
en de vrijheid besefte
op te breken naar waar hij wil.’
(Bladzijde 165) Dit is gedicht 41. Morgen verder met ‘Menons weeklachten om
Diotima’.