Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘De Archipelagos
Echter daarboven het licht – het spreekt nog steeds tot de mensen,
vol beloften, en ook de grote stem van de Dond’raar
roept: Gedenkt ge mij nog? en des Zeegods treurende golven
geven als echo terug: Gedenkt ge mij niet meer als vroeger?
Immers de hemelsen rusten graag aan ontvanklijke harten;
nog, als voorheen, zijn zij zoekende mensen graag ten geleide,
hen bezielend, en, boven de bergen van ’t vaderland rustend,
leeft en regeert, altijd en alom tegenwoordig, de Aether,
opdat een liefhebbend volk, in ’s Vaders armen verenigd,
menselijk zich verheug’ en één geest weer allen gemeen zij.’
(Bladzijde 193) Dit is gedicht 44. Morgen verder met dit gedicht.