Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 2
‘Waarschijnlijk zal hij in de paasvakantie van 1787 tegenover zijn moeder
voor het eerst zijn weerzin tegen
het beroep van predikant hebben toegegeven, want in april, terug in Maulbronn,
schreef hij haar dat ze zich
geen zorgen meer hoefde te maken, hij was op andere gedachten gekomen en ze kon
er nu zeker van zijn
‘dat nooit meer de gedachte in me op zal komen om uit mijn stand te treden – ik
zie nu! dat je als dorpspredikant
nuttig kunt zijn voor de wereld, je kunt nog gelukkiger zijn dan ik- weet- niet-
wat (MA II, 404 ev.).
Hij bleef dat spoor volgen en verhuisde een jaar later naar het Tübingen
Stift. De plechtige promotie vond op
21 oktober 1788 plaats. Maar eerst verzamelde hij tijdens de laatste
zomervakantie de lyrische oogst van zijn
schooljaren in het klooster en schreef de gedichten die naar zijn oordeel
overeind bleven in het net over. Dat
manuscript zal hem van nu af begeleiden en hem eraan herinneren dat een
‘dorpspredikant’ misschien toch niet
het doel van zijn verlangens en zijn eerzucht is.’
(Bladzijde 38) Morgen verder met hoofdstuk 3.