Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 3
‘Net als in Denkendorf en Maulbronn waren het oude, strenge statuten die het
samenleven regelden. Verboden
of beperkingen tijdens de thee-, koffie- en rookpauzes; niet paardrijden, niet
schaatsen en geen wapens dragen.
Voorgeschreven kleding. Cafés en dans dienden gemeden te worden. Maar uiteraard
werden niet al die regels
strikt in acht genomen. De rector van het Stift, professor Schnurrer, was een
liberale man en gaf de ‘Stiftler’ wat
bewegingsvrijheid, tot ergernis van de hertog. In een brief uit 1790 uit de
hertog verwijten aan het adres van de
Stiftler: ‘Minachting van de theologie, afkeer van het beroep van predikant,
hang naar frivoliteit en het goede
leven, insubordinatie en valse vrijheidszin, gebrek aan wellevendheid’ (gecit.
naar Böhm, 21). De hertog stelde
zich niet tevreden met een berisping, hij kwam tussenbeide en hield inspecties,
ook als die niet van tevoren
aangekondigd waren. Maar dat kon niet verhinderen dat de bewegingsvrijheid groter
werd, voor menige inwoner
van Tübingen te groot. ‘In cafés in Tübingen,’ luidt een bericht uit die
tijd, ‘kun je de Stiftler met vijftig of zestig man
tegelijk in hun studentenkledij tegenkomen, in de ene hand een glas bier, in de
andere een tabakspijp. Sommigen
kegelen, anderen spelen tarot, weer anderen vloeken of bakkeleien’ (gecit. naar
Böhm, 22).’
(Bladzijde 40) Morgen verder met dit hoofdstuk 3.