Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 9
Ardinghello is een natuurkracht, zoals alleen in boeken voorkomt. Hij vermag
alles – als dichter, schilder, filosoof, piraat,
en uiteindelijk zelfs als stichter van een utopische ideale staat op de
‘gelukzalige eilanden’. Zijn vriend, de verteller, meent
bij hun ontmoeting ‘een god te horen spreken’, en wat vervolgens voor een
groot deel in briefvorm verteld wordt, is het ver-
haal van een grandioze bevrijding, kleurrijk, soms dubbelzinnig en met wat
wereldbeschouwelijke woestheid. Hölderlin had
in de roman het beeld gevonden van een Griekenland dat beheerst wordt door een
dionysisch levensgevoel, en hij had het
zich eigen gemaakt, ook al schrok hij terug voor Heinses esthetisch immoralisme.
Maar de erotisch getinte pantheïstische
en polytheïstische natuurmystiek sprak Hölderlin aan. Ook tegenover Spinoza’s
formule ‘Een en alles’ stond Heinse welwil-
lend. Wat daaruit voortkomt wordt in een filosofisch gesprek aan het einde van de
roman uit de doeken gedaan: de wereld-
substantie ontwikkelt zich in talloze afzonderlijke elementen, die elk hun
middelpunt in zichzelf hebben. Zo ontstaat een uni-
versum van vele afzonderlijke elementen die louter krachtcentrales zijn die naar
elkaar toe bewegen en weer uit elkaar gaan.’
(Bladzijde 131-132) Morgen verder met dit hoofdstuk 9.