met ‘De ervaring van intertekstualiteit’ ondertitel ‘De intensiteit van wat ‘raakt’; de simultane werking van tekst en intertekst in Tonnus Oosterhoff’ geschreven door Frans-Willem Korsten. ‘Omdat het gedicht als een Flash-filmpje geschreven is,kunnen de woorden en zinsfragmenten verschijnen. Ze zijn er dus niet al. Ze verschijnen ook niet,als bij een regulier gedicht,van linksboven naar rechtsonder. De woorden en zinsneden komen op en gaan weg,verdeeld over meerdere plaatsen op het beeldvlak. Het woord ‘vlak’ is niet adequaat,want in dit beeldgedicht kunnen woorden meer of minder scherp zijn,opdoemen uit een mist en daarin weer verdwijnen. Met andere woorden:ze verkeren in een ruimte die enkel door het scherm een vlak lijkt. Het is dus eerder alsof je een ruimte voor je hebt,waarin iets zich voor gaat doen. Het gedicht is dus door dit alles niet langer eenvoudig leesbaar. Het heeft geen eenduidige en vaste vorm waarop en waarnaar we ons kunnen richten. In tegenstelling tot een op dvd vastgelegde film,kunnen we op de site het beeld niet stopzetten. Is het werk daardoor nu theatraal,filmisch,of een performance? Arnoud van Adrichem en Jan Baetens (2009) kiezen voor performance,als een moderne vorm van oraliteit,die door Mrshall McLuhan nader is benoemd als ‘reborn orality’: ‘In deze ‘nieuwe oraliteit’ gooit men de bestaande schriftcultuur natuurlijk niet zomaar overboord,maar probeert men bepaalde aspecten van de orale cultuur zoals die bestond voor de opkomst van de printcultuur in een nieuw kader te plaatsen:van de multimediale performance.(Van Adrichem en Baetens 2009,21)”(bladzijde 320) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van J.L Borges nu uit ‘De Gezworenen’. ‘RESTEN/// Het zuidelijk halfrond. Onder zijn algebra/ van een Odysseus onbekend gesternte/ zoekt een man onophoudelijk/ de resten van het inzicht/ dat hem,zoveel jaren her,werd gegeven/ aan de andere kant van een genummerde/ hoteldeur bij de altijddurende Thames,/ die vloeit zoals het vloeien van die andere rivier,/ de ongemwerkte Tijd. Het vlees vergeet/ zijn zorgen en zijn momenten van geluk./ De man wacht en droomt. Vaag vangt hij/ wat onbeduidende omstandigheden./ De naam van een vrouw,een witheid,/ een lichaam,maar zonder gezicht,/ het schemerdonker van een datumloze avond,/ de motregen,wat wassen bloemen op marmer/ en muren van een bleekroze lint.’ (bladzijde 23) Wordt vervolgd.