met het essay van Ernst van Alphen ‘Affecten’ ondertitel ‘Bacon via Deleuze en Deleuze via Bacon’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Ik was niet van plan om dat te doen. Verre van dat. Het gebeurde zomaar en ik was behoorlijk verbaasd door wat er verscheen. In dit geval was het denk ik instinct dat die vormen voortbracht. Maar dat is niet hetzelfde als inspiratie'(Bacon in Archimbaud 1993:81, vert. auteur). In een ander interview formuleerde Bacon het creatieve proces op vergelijkbare wijze,maar met minder nadruk op toeval en met meer nadruk op de rol van de kunstenaar:’Grote kunst is altijd het resultaat van een soort van concentratie,het opnieuw uitvinden van wat feit wordt genoemd,van dat wat we van ons bestaan weten – een her-concentratie'(Bacon in Davies & Yard 1986: 110, vert. auteur). Schilderen bestaat volgens deze visie uit het zichtbaar maken van iets dat anders onzichtbaar zou blijven. De ‘verwijzende markeringen’ of ‘dat wat we van ons bestaan weten’ worden tot iets nieuws gemaakt,en kan alleen beschreven worden aan de hand van dat wat je op het canvas ziet. Deze tot nu toe onbekende realiteit die zichtbaar is gemaakt,moet echter niet opgevat worden als betekenissen,idee:en of waarheden die onder het oppervlak van het schilderij verborgen lagen. Waar het om gaat is dat de toeschouwer door affecten geraakt wordt,dat wil zeggen door de oppervlaktelagen van het schilderij. Deze zijn als zodanig zonder betekenis,maar ze zijn door de schilder in beweging gezet waardoor ze de toeschouwer raken. Deze schepping van nieuwe figuraties en ervaring vindt,zoals hierboven ook weergegeven,plaats met behulp van,wat Deleuze noemt,affecten en percepten.’ (bladzijde 35)Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. Een man ging als gelovige slapen en werd als ongelovige wakker. Gelukkig stond in de kamer van die man een weegschaal,en de man had de gewoonte zich iedere dag ’s ochtends en ’s avonds te wegen. En zo was de man voor hij ging slapen bij het wegen te weten gekomen dat hij vier poed en eenentwintig pond woog. En toen hij de volgende dag als ongelovige opstond,had hij zich weer gewogen en hij ontdekte dat hij nog maar vier poed en dertien pond woog. ‘Dat betekent,’ besloot de man, ‘dat mijn geloof ongeveer acht pond woog.’ [1936-1937]’ (bladzijde 153) Wordt vervolgd.