met ‘Verstrooiing'(Madame de Staël,Luther)van Ger Groot uit de bundel ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Een moreel goede daad,aldus Kant,is slechts die daad die verricht wordt uit achting voor de morele wet:het is de intentie die beslist over het ethisch gehalte,niet de handeling of het gevolg ervan. Die opvatting is bij ons inmiddels gemeengoed:een misdaad die gepleegd werd uit motieven die wij eerzaam achten,wordt niet of veel milder bestraft. Een schadelijke handeling die wij ongewild of ongeweten plegen,kan wel tot een juridische veroordeling leiden (bijvoorbeeld met het oog op schadevergoeding),maar die handeling is geheel losgemaakt van ons begrip van morele schuld. Zo heeft in het protestantisme een individualisering plaatsgevonden waarin de nadruk sterk kwam te liggen op de inwendigheid en haar expliciete intentie of wil. Enerzijds werd de mens daarmee abstracter:hij was niet langer opgenomen in een groot,uitwendig geheel dat hem zijn plaats gaf,zoals in het katholicisme,maar stond als individu tegenover God in een kaal landschap,dat in veel opzichten doet denken aan dat waarin de burger in het Franse republicanisme zijn plaats inneemt tegenover de staat.'(bladzijde 139) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’;titel ‘Post mortem’. ‘Raak ik uiteindelijk ver-/strikt in overtallige tijd?/word ik ergens ijskristal/wiens breking spiegelt/in de onvermoeibare/glansstroom?voert hij/mijn schijn,gewikkeld/in doodswind,mee naar/ochtendrode lichtvelden/om als dageraad weer/de wereld te behagen?/word ik en beeld van/een beeld van exotisme?/kom ik virtueel van een/kale reis thuis in mijn/eigen wishful thinking?'(bladzijde 210) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘Er is een grote norse neger’. ‘er is een grote norse neger in mij neergedaald/die van binnen dingen doet die niemand ziet/ook ik niet want donker is het daar en zwart///maar ik weet zeker hij bestudeert er/aard en struktuur van heel mijn blanke almacht///hij morrelt eerst aan halfvermolmde kasten/dan voel ik splinters schieten door mijn schouder/nu leest hij oude formulieren dit is het lastigst/te veel slaven trok ik af van de belasting'(bladzijde 316)