Weer verder met het essay ‘De glottis als afgrond. Over het hiaat in Paul Celans lyriek’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Holderlin zelf heeft belangwekkende dingen beweerd over deze cesuur. Er kan geen twijfel over bestaan dat Celan die teksten grondig heeft gelezen. In zijn ‘Anmerkungen zum Odipus’ bespreekt Holderlin de ‘gesetzliche Kalkul’ van de Griekse tragedie, ‘wodurch das Schone hervorgebracht wird’. De wet (Gesetz) van de tragische handeling is ‘Gleichgewicht, als reine Aufeinanderfolge’ – een precaire balans, louter door sequenties tot stand gebracht. Meteen daarop zegt hij dat het tragische ‘Transport’ van de handeling zelf eigenlijk leeg is,’und der ungebundenste’. Het ‘ritmisch op elkaar volgen van de voorstellingen’ maakt zoiets als een breukmoment noodzakelijk, een tegen het ritme in gaande onderbreking die de hele dramatische beweging draagt – dit alles opdat we ons niet blind zouden staren op de dynamische wisselingen in de voorstelling zelf (‘Wechsel der Vorstellung’). We moeten namelijk de schok van de voorstelling zelf zien verschijnen. Zowel in Antigone als in Oedipus vertegenwoordigen de redevoeringen van de blinde ziener Teiresias de functie van deze Zasur. Teiresias’ blindheid spreekt boekdelen: alleen de blinde ziet de waarheid, omdat de anderen verblind zijn door de wereld die ze voor hun ogen zien.’ (Bladzijde 54-55) Dit is fragment 6. Wordt vervolgd.