Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘De schuilhoek van Hardt
In ’t diep verzinkt hier het woud,
en, zoals knoppen, naar binnen
hangen de blaadren, beneden
bloeit voor hen open een dal,
niet gans onmondig.
Daar naamlijk is Ulrich
gegaan, en vaak peinst over een voetspoor
een groot lot na,
bereid, op die plaats te spreken.’
(Bladzijde 313) Dit is gedicht 69. Morgen verder met ‘De Enige’.