Hölderlin
Woensdag 14-5-25; weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 2
‘Hier wordt een motief hoorbaar dat in een later gedicht, ‘Aan de Parcen’,
prachtig wordt uitgewerkt:
‘Slechts één, één zomer gunt gij machtigen!
En één herfst mij voor een rijp gezang,
Dat williger mijn hart, verzadigd
Van het zoete spel, dan sterve.
De ziel, die niet bij leven kreeg haar
Goddelijke recht, rust ook onder in de Orcus niet;
Maar mocht eens het heilige, dat aan het
Hart mij gaat, ’t gedicht, mij lukken,
Welkom dan, o stille schimmenrijk!
Voldaan ben ik, al zal mijn snarenspel
Me daarheen niet geleiden; ooit leefde
Ik als goden, en meer van node heb ik niet’.
(MA I, 188)’
(Bladzijde 36) Morgen verder met dit hoofdstuk 2)