Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 6
‘Er voltrok zich ook een verandering in het leesgedrag: een boek werd niet
langer meermalen gelezen, er werden
vele boeken slechts eenmaal gelezen. De autoriteit van de grote belangwekkende
boeken – de Bijbel, stichtelijke
geschriften, almanakken – die meer dan één keer gelezen en bestudeerd werden,
ging teloor, er kwam het verlan-
gen op naar veel meer leesstof, naar boeken om te verslinden. Tussen 1790 en 1800
verschenen er 2500 roman-
titels, evenveel als in de negentig jaar ervoor. Het groeiende aanbod moest
verwerkt worden. Men leerde de kunst
van het snelle lezen en de leesuren reikten nu tot in de nacht. De afzet van
kaarsen nam toe. Niet alleen de verlich-
ting, ook de leeswoede verlangde naar meer licht.
De veellezers schiepen de veelschrijvers, auteurs die de kunst beheersten te
schrijven voor het snelle lezen. Zelfs
Schiller had er zich aan gewaagd met zijn colportageroman ‘Der Geisterseher’.
Over Lafontaine, die veel meer dan
honderd romans schreef, werd spottend gezegd dat hij onmogelijk al zijn romans
kon hebben gelezen. ‘Hoeveel de
mensen wel niet schrijven, daar heb je geen idee van,’ zuchtte Goethe in
‘Wilhelm Meister’. Jean Paul, in die tijd be-
paald een bestsellerauteur, parodieerde die ontwikkeling in zijn
‘Schulmeisterlein Wutz’.’
(Bladzijde 84-85) Morgen verder met dit hoofdstuk 6.