Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 9
‘Daarbij is dat uit elkaar gaan de eigenlijke act van de vrijheid (Heinse,
311). Elk afzonderlijk element is erop uit van
zichzelf te genieten, en wel langs de omweg van andere elementen. Zelfgenot is de
drijvende kracht, het brengt ook
als een soort verdubbeling het bewustzijn aan de oppervlakte. Zelfbewustzijn is
de hoogste vorm van zelfgenot. Een
bizar beeld van de natuurrevolutie van de genotdrift.
Heinse noemt de oorspronkelijke substantie waar alles uit voortkomt en alles
in terugkeert: ‘Vader Ether, de levens-
schenker van alles’ (Heinse, 304). Die benaming voor de allesverbindende macht
zal Hölderlin later overnemen, bij-
voorbeeld in ‘Brood en wijn’: ‘Vader Ether! zo klonk het en vloog van tong
tot tong/ Duizendvoudig, er verdroeg geen
het leven alleen;/ Verdeeld verheugt zulk goed en geruild met vreemden/ Wordt het
een jubel […] (MA I, 376).
In een passage in zijn roman ‘Hyperion’, waaraan Hölderlin in de zomer
van 1796 weer begon te werken, nam Höl-
derlin bijna letterlijk een formulering van Heinse over. Over de extatische
bevrijding zegt Heinse: ‘Een te zijn en alles
te worden, wat ons in de natuur verrukt’ (Heinse, 309), en in ‘Hyperion: Een
te zijn met alles wat leeft, in zalige zelfver-
getelheid terug te keren naar het al van de natuur.’ ‘
(Bladzijde 132) Morgen verder met dit hoofdstuk 9.