Over de metamorfose bij Ivo Michiels.(Vervolg) ‘ De verhuizing vindt plaats in de week van 23-27 juni 1980. Twee maanden later spreekt hij het verslag daarvan in op een band, en weer vijf jaar later stelt hij, luisterend naar zijn eigen stem, het verhaal op schrift. In de dialoog tussen band en boek, tussen stem en pen, ontstaat het verhaal: een pendeldienst tussen verschillende momenten in de tijd. Het verhaal opent met een stuk journaal in de tegenwoordige tijd, terwijl het bandfragment dat erop volgt in de verleden tijd staat. Dit herhaalt zich. Maar dan vindt er, in het derde journaalfragment, een omslag plaats. Eerst neemt het de verleden tijd over van de band, om iets later, midden in een zin, weer terug te keren naar de eigen tijd:’en het werd een slaapje van zeven minuten en zevenenvijftig seconden, schat ik, want zie me dat aan…’Vanaf dat moment is er nog maar één tijd over – ook de stem blijkt zich in het vervolg de tegenwoordige tijd aan te meten! Het is een voor Michiels typerende verschuiving: het autobiografische materiaal krijgt tijdens het schrijven het karakter van een dagboek. Het verleden wordt heden.Geografisch gaat de reis van Vlaanderen naar de Vaucluse, van noord naar zuid. Er ligt een verlangen naar vrijheid in besloten, naar warmte, licht, (adem)ruimte, ‘de ruimte van volledig leven’. In het verstikkende klimaat van het vaderland heeft hij zich te lang bekneld en vernederd gevoeld. Ook in deze zin is het verhaal exemplarisch. De vrijheidsdrang is één van de grondmotieven in het werk van Ivo Michiels en de motor van vele verhalen. Maar hoe groot ook zijn verlangen naar het zuiden, met hoeveel plezier hij ook verhaalt van het (zenuwslopende) afscheid, het kan niet verhullen dat een echec op de loer ligt. De aankomst in het beloofde land strandt letterlijk in een enorme chaos: aan het slot verspert een gigantische berg huisraad de toegang tot de nieuwe woning. En als de auteur tenslotte aan een groteske klauterpartij begint over zijn weerloos op straat uitgestalde spullen, lijkt hij verder van huis dan ooit! Precies op dat moment vindt er een tweede, in dat geval psychische verschuiving plaats, die al even karakteristiek is. Al klauterend dringt het besef door, dat het nieuwe huis niet het eigenlijke doel is van de tocht, dat de bestemming ergens ander ligt. ‘Zo zijn we alweer een weinig dichter gekomen, zo zijn we voort onderweg, ondanks alles, ondanks onszelf.’ Immers ‘een huis is een doorgang, meer niet’. Zo wordt het hele doel van de onderneming op losse schroeven gezet en in één beweging door mondt het verhaal uit, niet in de beoogde vrijheid, maar in de regels van een lied:’Naar Sneeuwland zullen wij reizen, naar Sneeuwland zullen wij gaan, al over die…'(bladzijde 308-309) Wordt vervolgd.